Onder impuls van de hervormingsgezinde Minister van Justitie werd in 2016, met de potpourri II wet, getracht de grotendeels Napoleontische strafprocedure efficiënter te maken. (http://www.ejustice.just.fgov.be/mopdf/2016/02/19_4.pdf)
In dit artikel wordt enkel de hervorming van de gewone rechtsmiddelen besproken, zijnde het verzet en hoger beroep.
Op 1 maart 2016 trad de nieuwe wetgeving inwerking.
Wat is verzet?
Verzet is een rechtsmiddel dat kan worden ingesteld tegen een vonnis dat wordt gewezen op verstek. Kort gezegd is een vonnis op verstek, een vonnis geveld bij afwezigheid van een partij in de procedure.
Verzet laat met andere woorden toe aan de niet verschijnende partij om alsnog zijn of haar verdediging te voeren en de procedure over te doen voor dezelfde rechter.
Wat is hoger beroep?
Hoger beroep is een gewoon rechtsmiddel dat elke partij in een strafprocedure kan instellen tegen een vonnis waar men het niet eens mee is, waar men door gegriefd is. In hoger beroep wordt de zaak behandeld door een andere rechter dan deze die het eerste vonnis velde. In concreto wordt hoger beroep in strafzaken behandeld door de Correctionele Rechtbank of door het Hof van Beroep.
Wat is er gewijzigd in de nieuwe wet?
1. In eerste instantie was het de bedoeling van de wetgever om de mogelijkheid van hoger beroep na verzet in te perken. Het strafvorderingsrecht liet voor 1 maart 2016 toe aan een beklaagde om verstek te laten gaan, tegen dit verstekvonnis verzet aan te tekenen en daar na nog eventueel in hoger beroep te gaan.
De wetgever heeft de voorwaarden voor de ontvankelijkheid van het verzet om die reden aangepast en verstrengd. Concreet werd de figuur van het 'ongedaan verzet' gecreëerd. Het 'ongedaan verzet' kan door de rechter worden ingeroepen indien die meent dat de beklaagde kennis had van de dagvaarding (bewijslast bij het Openbaar Ministerie) en geen overmacht of wettige redenen kan aanhalen waarom hij/zij niet verscheen in de eerste procedure.
De rechter oordeelt soeverein of er al dan niet sprake is van ongedaan verzet.
'Ongedaan verzet' leidt tot de onontvankelijkheid van het verzet.
Om het mogelijks verstrijken van de termijn van hoger beroep na het 'ongedaan verzet' op te vangen, werd bepaald dat de zaak alsnog ten gronde in zijn geheel aanhangig kan worden gemaakt bij de rechter in beroep. Na ongedaan verzet kan men dus altijd in beroep gaan.
2. De termijn voor hoger beroep werd verlengd van 15 dagen naar 30 dagen.
Zowel de beklaagde, het Openbaar Ministerie als de burgerlijke partij beschikken over een termijn van 30 dagen om hoger beroep in te stellen na de dag van de uitspraak of de betekening van het verstekvonnis.
Het Openbaar Minsterie bij de Rechtbank of het Hof waar het hoger beroep zou moeten behandeld worden, beschikt over een termijn van 40 dagen.
Als hoger beroep werd ingesteld door de beklaagde of de burgerlijke partij beschikt het Openbaar Ministerie over een bijkomende termijn van 10 dagen. Deze termijn geldt ook voor de burgerlijke partij indien door de beklaagde op burgerlijk gebied hoger beroep werd ingesteld.
Het lijkt er op dat, om de beperkingen van de mogelijkheden van verzet te counteren, de wetgever de beroepstermijn heeft verlengd. Ook is er het argument van de rechtszekerheid; door de nieuwe wet is het zo dat de beroepstermijn enzigzins gelijk wordt gesteld met deze in burgerlijke procedures.
De gewone en buitengewone termijnen voor verzet blijven ongewijzigd.
3. Er geldt een bijkomend formalisme om hoger beroep aan te tekenen.
Voor Potpourri II kon hoger beroep worden ingesteld door een loutere verklaring bij de griffie van de Rechtbank waar het eerste vonnis werd gewezen.
Onder de nieuwe wet dient een verzoekschrift te worden neergelegd, waarin duidelijk de 'grieven' tegen het eerste vonnis worden beschreven. In de praktijk wordt een grievenformulier ingevuld en neergelegd.
Of deze wijzigingen effectief een verhoogde efficiëntie in de strafprocedure zullen betekenen, valt enigszins te betwijfelen.
Hoewel de mogelijkheden om verzet in te stellen werden beperkt door de figuur van het 'ongedaan verzet', is het veelvuldig gebruik daarvan in de praktijk twijfelachtig. Immers de rechter oordeelt soeverein of er sprake is van een 'ongedaan verzet' en dus of het verzet onontvankelijk moet worden verklaard. Het lijkt alleszins zo dat 'overmacht' en 'wettige redenen' om het ongedaan verzet te weerleggen, ruim dienen te worden ingevuld. Een strikte interpretatie zou de rechten van verdediging van de beklaagde te veel inperken. Een en ander ligt in de lijn van de rechtspraak van het Europees Hof voor de Recht van de Mens.
Ook is het zo dat, hoewel een beklaagde mogelijks op de inleidende zitting na verzet op een 'ongedaan verzet' stoot, hij/zij nog steeds de mogelijkheid behoudt om in hoger beroep te gaan. M.a.w. afgezien van de kosten van het verzet is er geen enkele reden om geen verzet aan te tekenen. Men kan toch altijd in beroep gaan. Er wordt geen aanleg verloren.