Op 20 juli 2017, vlak voor de vakantie van de parlementsleden, werd de arrestatietermijn van verdachten, zonder aanhoudingsmandaat van een onderzoeksrechter, verlengd van 24uur naar 48uur. De kogel is door de kerk.
Het nieuwe 3de lid van art. 12 van de Grondwet luidt nu als volgt: ‘Behalve bij ontdekking op heterdaad kan niemand worden aangehouden dan krachtens een met redenen omkleed bevel van de rechter dat uiterlijk binnen de achtenveertig uren te rekenen van de vrijheidsberoving moet worden betekend en enkel tot voorlopige inhechtenisneming kan strekken.’
Door deze Grondwetswijziging is een vurige discussie te rusten gelegd, ontstaan in de nasleep van de aanslagen van 22 maart 2016. De reden van de discussie zijn de problemen als gevolg van de eigenheid van onderzoeken naar terrorisme. In die zaken is het vaak zo dat verdachten - vaak in beeld gebracht door de inlichtingendiensten - niet steeds direct aan een misdrijf of poging tot misdrijf kunnen worden gelinkt.
Verdachte handelingen geven meestal de aanzet tot politionele actie, maar resulteren niet altijd in de vaststelling van strafbaar gestelde feiten. M.a.w. het federaal parket, die zulke politionele acties leidt, heeft vaak met een arrestatietermijn van 24 uur, uitzonderlijk verlengbaar door de onderzoeksrechter tot 48 uur, te weinig tijd om voldoende ernstige aanwijzingen van schuld te kunnen voorleggen aan een onderzoeksrechter, om deze tot een effectieve aanhouding te bewegen. Het onderzoek verder laten lopen tot men voldoende bewijzen heeft, is in terrorisme zaken vaak geen optie om veiligheidsredenen.
Deze realiteit dient zich overigens niet enkel aan in terrorisme dossiers, maar ook in andere complexe zaken, bv. drugsdossiers.
Een en ander noopte dus tot een wetgevend ingrijpen. De Grondwet diende te worden aangepast.
Het was aan het parlement om een evenwicht te zoeken tussen enerzijds ademruimte voor parket en politie voor het arresteren van een verdachte en anderzijds het recht op vrijheid, een fundamenteel mensenrecht.
Het recht op vrijheid waarborgt dat niemand zonder rechterlijke controle zomaar van zijn vrijheid kan worden beroofd.
Een kort termijn van arrestatie zonder rechterlijke tussenkomst garandeert dat het openbaar ministerie niet overhaast te werk gaat alvorens ze tot arrestatie overgaan. Een korte termijn betekent dus een voldoende grondig onderzoek voor het parket arresteert.
Een verlenging van de termijn laat meer ruimte voor het parket om de kat uit de boom te kijken, iemand arresteren en nadien bewijs verzamelen uit verklaringen of bijkomende onderzoekshandelingen. Kort gezegd bestaat het risico dat het openbaar ministerie bij een langere termijn van arrestatie ook sneller zal arresteren en minder grondig te werk gaat.
Daar waar eerst sprake was van een arrestatietermijn van 72 uur bij wijze van uitzondering voor terrorisme zaken, is uiteindelijk een algemene termijn van 48 uur gestemd.